Dit artikel is geschreven samen met Jinne Samsom. Het is oorspronkelijk gepubliceerd in het politicologisch tijdschrift Debat.
In de afgelopen vijf jaar is Sophie Hermans (36) opgeklommen van politiek adviseur, eerst van minister Stef Blok en daarna van premier Mark Rutte, naar Tweede Kamerlid voor de VVD. We spraken met haar over de ambities van adviseurs: een rol in de schaduw of springplank naar de politieke top?
Nadat we ons een weg hebben gebaand door het gangenstelsel van de Tweede Kamer, komen we aan in de werkkamer van Hermans. We worden vriendelijk onthaald. Ze werkt nog snel een bakje yoghurt naar binnen en verontschuldigt zich voor de slappe koffie in het Tweede Kamergebouw. Gelukkig komen we daar niet voor. We zijn vooral geïnteresseerd in het ambt van politiek adviseur. Wat houdt dat precies in?
Hermans: “Je bent eigenlijk de ogen en oren van de minister, de schakel tussen het ambtelijk apparaat en de politiek. Dat houdt in dat je veel met Kamerleden spreekt en probeert te achterhalen waar zij mee bezig zijn. Hebben ze misschien vragen aan de minister, of spelen er andere zaken? Door dat uit te zoeken, probeer je de minister zo goed mogelijk op de hoogte te houden, zodat hij eventueel kan reageren.”
Dit vereist vooral communicatieve vaardigheden. Die zijn dan ook erg belangrijk in de ogen van Hermans: “Je moet makkelijk kunnen praten en toegankelijk zijn, in zowel de communicatie met Kamerleden, als de minister. Bovendien moet je niet bang zijn om je mening te uiten: als je het gevoel hebt dat de minister een fout begaat, dan moet je dat durven uitspreken. Of de minister jouw advies ook daadwerkelijk opvolgt, is natuurlijk zijn beslissing, maar het is jouw taak om altijd eerlijk in je oordeel te zijn.”
Probeert de adviseur het politieke proces naar de hand te zetten?
De adviseur begeeft zich als tussenschakel tussen Kamer en minister op glad ijs. Komt de controlefunctie van de Kamer niet in het geding, als adviseurs het wetsproces naar hun hand proberen te zetten? “Nee”, zegt Hermans. “Zo zie ik dat absoluut niet. Een adviseur probeert voornamelijk informatie in te winnen en relaties te onderhouden. Maar het is uiteindelijk het Kamerlid of de minister zelf die zijn eigen beslissing maakt. Een adviseur probeert dat proces alleen een beetje te faciliteren.”
Het was soms moeilijk om voldoende draagvlak te vinden.
Hermans illustreert haar verhaal met de zogenaamde hervormingsagenda van Stef Blok, de voormalig minister voor Wonen en Rijkdienst. “Blok had een hervormingsagenda met vier of vijf grote wetten die door het parlement moesten worden geloodst. Mijn opdracht was om hem te helpen om dat voor elkaar te krijgen. Dat betekende dat ik ontzettend veel gesprekken had met Kamerleden, maar bijvoorbeeld ook sprak met lobbyorganisaties en woningcorporaties. Met die waardevolle informatie op zak, sprak ik dan weer met mijn collega’s op het ministerie. Zij gebruikten die informatie bijvoorbeeld in de voorbereiding van debatten. Daarnaast lette ik goed op de politieke haalbaarheid van brieven en stukken die we stuurden naar de Kamer: konden deze rekenen op voldoende steun?”
Tijdens de vorige kabinetsperiode had de coalitie van PvdA en VVD enkel in de Tweede Kamer een meerderheid, dus steun van oppositiepartijen bij wetsvoorstellen was noodzakelijk om ook in de Eerste Kamer succes te behalen. “Het vinden van draagvlak was heel belangrijk”, vertelt Hermans. Dat betekende dat de coalitie soms water bij de wijn moest doen om een wetsvoorstel gesteund te zien worden. Maar dat betekende niet dat oppositiepartijen hun zin ten koste van alles konden doordrukken: “Een partij zei bijvoorbeeld: ‘we willen dit én we willen ook nog dit’, en dan trapte ik weleens op de rem: ‘Now you’re pushing it’, zei ik dan. We wilden graag iets met breed politiek draagvlak, maar niet alle wensen van partijen konden worden ingewilligd. De rol van de adviseur is om het proces goed te bewaken en de minister daarover te adviseren.”
In het Diepe
De politiek adviseur staat dus letterlijk met de voeten in de politieke klei. Spannende baan, zo lijkt het, maar: hoe kom je daar? Hermans studeerde politicologie in Amsterdam. Hier kwam ze voor het eerst in aanraking met de politiek: “Per toeval belande ik als fractiesecretaris van de VVD-fractie in het stadsdeel Oud-Zuid. Ik vond het een leuk bijbaantje, maar ik had toen nog niet de ambitie om uiteindelijk zelf in de politiek actief te worden.
Na haar studie ging ze aan de slag bij een consultancybedrijf. Ze klom in no-time op naar senior-adviseur binnen het bedrijf, maar was op een gegeven moment toe aan iets nieuws. Hermans vertelt: “Ik werkte inmiddels zes jaar als consultant en ik wilde eigenlijk wat anders. Toen bedacht ik: wat vind ik nou echt leuk? Waar gaat mijn hart sneller van kloppen? Dat waren binnen mijn werk vooral de projecten op het politiek-bestuurlijke vlak. Ik vond de politiek dus misschien toch leuker dan ik in mijn studententijd had gedacht.”
De nieuwe stap bleek het adviseurschap van een bewindspersoon te zijn. “Iemand binnen de VVD benaderde mij en toen ben ik goed gaan nadenken of dit wel was wat ik wilde. Nadat ik een gesprek had gevoerd, wist ik het zeker: het is juist een hele mooie baan om te ervaren hoe het er achter de schermen in politiek Den Haag aan toegaat. Dus toen heb ik gesolliciteerd.”
En zo kwam Hermans terecht bij minister Blok. Haar eerste dag werd ze direct het diepe in gegooid: “Ik had met mijn consultancy-ervaring natuurlijk goed processen, procedures en problemen leren analyseren, maar politieke ervaring had ik niet. De dag nadat ik voor Stef ging werken, moest ik bij de Tweede Kamerfractie van de VVD zijn. Ik had no clue waar ze zaten”, vertelt ze lachend. Echt veel tijd om te wennen, kreeg Hermans ook niet, want de situatie op de woningmarkt vroeg meteen om actie. “Ik moest gelijk aan de bakt”, vertelt ze “Ik ben er toen ingerold, ik had geen keus, maar achteraf heb ik mezelf weleens afgevraagd: hoe ben ik de eerste periode ooit doorgekomen?”
Het valt ons op dat Hermans premier Rutte en minister Blok tijdens het interview vaak bij hun voornaam noemt. Het vak van politiek adviseur is dan ook erg persoonlijk: “Een bewindspersoon kiest zelf zijn adviseur en dat is ook heel belangrijk”, vertelt ze. “Je hebt heel intensief contact met iemand, dus het is ook fijn om soms grapjes met elkaar te maken en basale gesprekken te voeren.”
Het intensieve contact is wat Hermans nu als Kamerlid ook soms mist aan het politiek adviseurschap: “Je bent altijd met zijn tweeën op pad, en als dat patsboem verdwenen is, dan is dat gewoon heel erg gek. Je spreekt elkaar natuurlijk wel, maar in een compleet andere rol.”
Het Torentje
Nadat Hermans twee jaar Blok adviseerde, stond haar een nieuwe uitdaging te wachten. Als vervanger van voormalig adviseur van Rutte, Annelies Pleyte, werd ze in aanloop naar de Provinciale Statenverkiezingen van 2015 ingevlogen. Pleyte was tijdelijk uit de roulatie en in campagnetijd kan een bewindspersoon echt niet zonder politiek adviseur, want ambtenaren mogen geen partijgekleurd werk doen. “Of ik deze baan bij Mark kon weigeren?”, lacht ze. “Eigenlijk niet. Tegen de minister-president zeg je geen nee.” Waarom Rutte precies bij haar uitkwam, durft Hermans niet te zeggen. Ze blijft zeer bescheiden: “Dat moet je aan hem vragen. Ik kan niet over mezelf zeggen waarom de minister-president voor mij heeft gekozen.”
En zo belandde Hermans van de ene op de andere dag in het befaamde Torentje. De dynamiek tussen het werken voor Blok en Rutte verschilde nogal: “Ja, absoluut. Bijvoorbeeld de aandacht van de media: alles wat Rutte doet, wordt breed uitgemeten in de persdaar moet je als politiek adviseur steeds bewust van zijn.. Bovendien is Rutte partijleider van de VVD, wat een gedeelte van het werk veel politieker maakt. Bij Rutte ben je meer met verschillende thema’s tegelijk bezig omdat hij, anders dan vakminister Blok, veel minder wetten naar de Kamer toestuurt.”
Staar je niet blind
In 2016 stond Hermans opeens op de kieslijst voor de VVD. Hoewel ze vroeger nooit de politiek in wilde, is die ambitie langzamerhand gegroeid: “Het is echt een proces. Toen ik bij Stef werkte, merkte ik pas dat je echt een verschil kon maken. Vervolgens groeit dat gevoel door, en op een gegeven moment dacht ik: ik heb het nu een paar jaar vanaf de zijlijn bekeken, maar nu wil ik het echt zelf gaan doen. ‘Ik vond dat ik zelf verantwoordelijkheid moest nemen.”
De stap van adviseur naar Kamerlid is geen vreemde. Zo maakte naast Hermans ook bijvoorbeeld Bente Becker, voormalig adviseur van minister Kamp, de overstap naar de Tweede Kamer. Is dit toeval, of schuilt er in politieke adviseurs een politicus in de dop? “In het vorige kabinet hebben toevallig twee adviseurs de overstap gemaakt, maar het is meestal minder”, vertelt Hermans. “Anderen gaan bijvoorbeeld het ambtelijk apparaat in, worden lobbyist, of gaan iets heel anders doen in het bedrijfsleven.”
Op de vraag of het adviseurschap wel vaak als springplank naar de top van de politiek wordt gebruikt, reageert ze scherp: “Ik weet niet met welke motivatie andere mensen politiek adviseur worden, maar voor mij geldt het niet. Ik werd politiek adviseur omdat ik dat werk wilde doen. Ik werd geen politiek adviseur om vervolgens Kamerlid te worden. Hetzelfde geldt dat ik deze baan als Kamerlid niet gebruik om later bijvoorbeeld directeur van een ziekenhuis te worden. Ik doe wat ik nu doe, omdat ik dat wil en bovendien goed wil doen. Het idee dat politieke ambitie de boventoon bij adviseurs voert, heb ik absoluut niet zo ervaren.”
Ook het idee dat het persoonlijk adviseurschap een goede springplank kán zijn om in de politiek hogerop te komen, spreekt Hermans tegen: “Het werk is verschillend en vraagt andere kwaliteiten.”
Als afsluiting van het interview vragen we Hermans om een advies voor politicologiestudenten die later ook een bewindspersoon willen adviseren. Ze moet even nadenken. Uiteindelijk zegt ze: “Grijp de kansen die op je pad komen. Ambitie is goed, maar staar je er niet blind op. Onderweg kunnen er dingen op je pad komen die je vooraf nooit had bedacht. Daar ben ik mij inmiddels heel bewust van.”